Zeeuwse oorlogsvrijwilligers: het Bataljon ‘Rudolph Fassaert’

3 december 2019
Deel dit bericht:
Het verhaal van Meidagenveteraan Willem Oliemans (1917-2013).

Meidagenveteraan Willem Oliemans (1917-2013) maakte vanaf eind september 1944 deel uit van een bataljon oorlogsvrijwilligers uit Zeeuws-Vlaanderen. Bataljon ‘Rudolph Fassaert’ (ook wel ‘Wachtbataljon I’ genoemd) werd in de herfst van 1944 door de Canadezen ingezet voor bewakingstaken in Zeeland. Het verhaal van Oliemans is opgenomen in de Interviewcollectie Nederlandse Veteranen (ICNV).

Mobilisatie
In 1936 werd de in Rotterdam geboren Willem Oliemans opgeroepen voor het vervullen van zijn militaire dienstplicht. Hij werd in Ede geplaatst als dienstplichtig sergeant. Na zijn dienstplicht ging hij verder als beroeps. Hij werd sectiecommandant bij het 22 Regiment Infanterie (22 RI) in Ede. Tijdens de mobilisatieperiode lag hij met zijn sectie in de Betuwestelling bij Opheusden. Oliemans was streng voor zijn mannen: “Als de gevechtsopstellingen niet in orde waren, moesten ze opnieuw worden ingericht.” Volgens Oliemans was dat een van de redenen waarom zijn sectie in mei 1940 in de strijd tegen de Duitsers geen verliezen leed. Na de capitulatie trok hij zich met zijn sectie terug naar Vianen. De wapens werden netjes bij de Duitsers ingeleverd. Oliemans overwoog geen moment om de wapens achterover te drukken.

Bezetting
Na de ontbinding van de landmacht kon hij kiezen uit werken voor de belastingdienst of de Marechaussee. Hij koos voor de belastingdienst en kwam terecht in de grensplaats Sas van Gent in Zeeuws-Vlaanderen. Tijdens de bezetting verzamelde hij voor zichzelf krantenberichten over de oprukkende invasie. De berichtgeving was sterk gekleurd, omdat de Nederlandse pers onder controle van de Duitsers stond. De Duitse propaganda straalde van de krantenkoppen af. Om zich een beter beeld van de invasie te vormen, luisterde Oliemans naar de geallieerde berichtgeving via Radio Oranje. Hij had een radio achterovergedrukt. Die stond verborgen in een kast in de kelder. Op deze manier kon hij zijn eigen beeld vormen over het verloop van de oorlog:

“Ik had ook echt het idee: ‘ze komen steeds dichterbij, dit moest het einde zijn’. Je had natuurlijk geen idee hoe lang het zou duren, maar ik voelde; ‘dit was het einde’. Ik noteerde ook niet te veel, want je kreeg allerlei mensen in huis. Ik hield de berichten wel bij, maar echt voor mezelf. Als je daarmee ging roeren, dan was het waarschijnlijk foute boel.”

1 / 1

Bevrijding
Op 16 september 1944 passeerden de eerste geallieerde troepen vanuit België in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen de grens met Nederland. Canadese en Poolse troepen rukten snel op.

Op 19 september bevrijdden Canadese troepen Sas van Gent. “Op 19 september kwamen de Canadezen. Ik heb mij toen kenbaar gemaakt als burger van Nederland met een gezin in de kelder. En dat we ze zeker wilden helpen. Maar we hebben wel twee dagen onder mortiervuur gezeten. Maar in de kelder zaten we in ieder geval veilig. Maar goed, we werden bevrijd hè!”

1 / 1

Bataljon ‘Rudolph Fassaert’
Oliemans had zich tijdens de bezetting gedeisd gehouden, maar wilde nu wat doen. Hij meldde zich aan als oorlogsvrijwilliger. Hij kwam terecht bij het Bataljon ‘Rudpolh Fassaert’, ook wel ‘Wachtbataljon I’ genoemd. Oud-militair arts reservemajoor J.F.J.M. Casparie, huisarts in Hulst en leider van de Ordedienst in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen, had dit bataljon in opdracht van de Bevelhebber van de Nederlandse Strijdkrachten (BNS), prins Bernhard, geformeerd. Het bataljon was op 29 september 1944 in het Belgische Sint Niklaas formeel opgericht. Het bataljon heette aanvankelijk Bataljon ‘Rudpolh Fassaert’, naar de doodgewaande molenaarszoon Rudolf Fassaert uit Lamswaarde, één van de belangrijkste medewerkers van Casparie in het verzet. Fassaert was kort voor de bevrijding van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen door de Duitsers gearresteerd en naar algemeen werd aangenomen geëxecuteerd. In werkelijkheid was hij vlak voor zijn executie ontsnapt. Op 9 november 1944 dook hij weer op, hetgeen vooral in Lamswaarde voor commotie zorgde. De geplande herdenkingsdienst werd op het laatst afgelast. Hij meldde zich bij het naar hem genoemde bataljon dat direct werd omgedoopt tot het eerste bataljon van 14 Regiment Infanterie (I-14 RI). Prins Bernhard benoemde hem onmiddellijk tot kapitein. Het bataljon was de rest van de oorlog achtereenvolgens gestationeerd in Zeeuws-Vlaanderen, België, Noord-Beveland, Duitsland en het Gooi. Kapitein Fassaert was de troepenman, bataljonscommandant reservemajoor Casparie opereerde vooral achter zijn bureau in Hulst.

 

Rudolph Fassaert. (Bron: Gedenkboek Bataljon Zeeland)

Het bataljon stond volledig ter beschikking van het Canadese Eerste Leger dat de opdracht had westelijk Zeeuws-Vlaanderen te veroveren. Aanvankelijk was het een stelletje ongeregeld, hetgeen het bataljon de bijnaam ‘Circus Casparie’ opleverde. Al snel investeerden de Canadezen flink in het nieuwe bataljon, want extra mankracht was meer dan nodig. “We kregen direct uniformen van de Canadezen, dit ging allemaal vrij snel. We waren een normale sterkte van een compagnie, zo’n 125 man. En niet iedereen was militair hoor, maar we waren wel enthousiast, enthousiast om te beginnen! Het liep echt uitstekend,” aldus Oliemans.

De inzet van het bataljon
Het bataljon werd na zijn oprichting onmiddellijk ingezet. “En we hadden direct al actie. Het vrijmaken van de Schelde was al begonnen en wij moesten ook onze bijdragen gaan leveren. Het begon met het bewaken van de elektriciteitscentrale in Sluiskil. Toen kreeg ik een Harley Davidson en ik had nog nooit op een motor gezeten. Het was training on the job! Ja ja…We werden gelijk ingezet!” Niet lang daarna werd de eerste compagnie van het bataljon, de compagnie van Oliemans, in negen Canadese legertrucks, versierd met Nederlandse vlaggen, vanaf de Westsluis in Terneuzen naar de Braakman gezonden. De Braakman was een zeearm van de Westerschelde die een natuurlijke barrière vormde tussen oostelijk- en westelijk Zeeuws-Vlaanderen. De ‘Braakman-compagnie’ moest patrouilles lopen in het gebied tussen Braakman en Sluiskil. De afstand tussen de linies was op een aantal plaatsen maar een kleine 30 meter.

“Als je ’s nachts op de posten zat, dan hoorde je de Duitsers gewoon praten, dit was heel onwerkelijk,”

Ook herinnert hij zich een spannend moment. “Ik liep patrouille met een paar mensen in de Braakman. Het was november. Ik hoorde op een gegeven moment een vreemd geluid. En zei jongens.. DEKKEN! En het volgende ogenblik valt er zo’n 150 meter verder een V1 (Duitse vliegende bom) neer. Nou, daar begon het dus mee!” Oliemans en zijn kameraden hadden ’s nachts in het veld herhaaldelijk contact met Duitsers. “De Duitsers kwamen dan polshoogte nemen of er al acties werden ondernomen om naar westelijk Zeeuws-Vlaanderen te gaan.”

Rond de jaarwisseling ging het bataljon naar Noord-Beveland. “Toen we de plek overnamen van de Prinses Irene Brigade werden we ontvangen met enorm artillerievuur, want de Duitsers wisten dat we wisselden. Diezelfde avond is nog een andere groep ook overrompeld door de Duitsers.” Daarna was het bataljon onder meer betrokken bij het opruimen van verschillende Duitse verzetshaarden bij Oud Gastel in de buurt van Roosendaal. Het bataljon leverde in maart 1945 de erewacht toen koningin Wilhelmina voor het eerst weer in Nederland was en bewaakte de villa in Sluiskuil waar zij verbleef tijdens haar bezoek aan Zeeland. Na de bevrijding maakte het bataljon deel uit van het bezettingsmacht in Duitsland. In de omgeving van Bocholt zuiverden leden van het bataljon de bossen van gevluchte SS’ers, liepen ze patrouilles en bewaakten stations. Daarna verhuisde het bataljon naar Hilversum.

1 / 1

Na de bevrijding van Nederland
Oliemans was ondertussen in Engeland opgeleid tot instructeur. “Begin 1945 werd ik al aangewezen om naar Engeland te gaan. Ik ging met een torpedojager in februari vanuit Nederland naar Engeland. Ik ging daar naartoe voor de opleiding klein kaliber wapencursus bij de Small Arms School.” Na zijn opleiding in Engeland werd hij in mei 1945 geplaatst als sergeant-majoor instructeur bij de Kaderschool Zeeburg in Amsterdam. Hier werden infanterieonderofficieren en -officieren opgeleid die later naar Nederlands-Indië gingen. Ook een groot aantal Zeeuwse oorlogsvrijwilligers, onder wie Fassaert, gingen na de bevrijding met 2-14-RI naar Nederlands-Indië. Oliemans werd niet uitgezonden. Hij ging naar de School voor Reserve Officieren in Harderwijk, schopte het tot kapitein en verliet ten slotte in 1972 de militaire dienst. Oliemans en zijn vrouw kregen vier kinderen, van wie er twee beroepsmilitair werden. Zijn zoons Franklin en Erik bereikten beiden de eindrang van generaal-majoor van de Koninklijke Luchtmacht, de eerste als Commandant Tactisch Luchtmacht en de tweede als plaatsvervangend Commandant der Luchtstrijdkrachten.

Interview luisteren?
Luister hier het interview met Willem Oliemans.