Het Nederlandse detachement in Korea

16 oktober 2017
Deel dit bericht:
'Ze noemden ons de ‘300 % jungle fighters.'

De Amerikanen zagen het eerste Nederlandse Detachement Verenigde Naties (NDVN) in 1950 graag komen. Deze militairen waren voor een groot deel al gehard en geoefend door de inzet in voormalig Nederlands-Indië. In een aantal hevige gevechten bewezen de Nederlanders hun reputatie door tot het uiterste stand te houden en grote moed te laten zien. Bijvoorbeeld op 12 februari 1951, toen Hoengsong overlopen werd door Chinezen. Veteraan Van Rijswijk zat middenin dit gevecht, waarbij uiteindelijk 17 Nederlandse doden en 39 gewonden vielen.

Hoe ouder, hoe emotioneler je wordt. Daar heb ik wel last van,

zegt de 89-jarige Indië- en Koreaveteraan Van Rijswijk terwijl hij zijn verhaal vertelt. Nog niet zo lang geleden bezocht hij Korea en constateerde dat de inzet van de NDVN zijn sporen heeft achter gelaten. “De Koreaanse bevolking is nog steeds heel erg dankbaar. Ik kan wel janken…”

Geen werk

Van Rijswijk is geboren in Harderwijk op 11 mei 1928 en groeide op een gezin van vijf kinderen. Na de oorlog werkt hij een jaar bij de kruidenier voordat hij in Arnhem opkwam bij de Prinses Irene Brigade. In 1948 vertrok Van Rijswijk als naar Indonesië, waar hij uiteindelijk twee jaar gediend heeft. Bij thuiskomst was er maar lastig werk te vinden, dus toen bleek dat Nederland ging bijdragen aan de strijd in Korea, solliciteerde Van Rijswijk naar een functie in de verbindingsdienst. Na een korte voorbereidingstijd vertrok hij met het eerste Nederlandse Detachement Verenigde Naties naar Korea. De temperatuur bij aankomst was een misrekening. Van Rijswijk:

Er lag al sneeuw daar, terwijl wij dachten dat we in een Middellandse zeeklimaat terecht zouden komen. We zagen ons al onder de palmen liggen, maar het vroor dat het kraakte. We hadden ook alleen zomerslaapzakken. Daar kun je geen min 20 mee dekken. Uiteindelijk hebben we dat opgelost met Hollandse deken. Dat was een uitkomst.

Gaten vullen

Al snel hadden de Amerikanen in de gaten dat ze te maken hadden met goed geoefende strijders en werden al snel naar het front gestuurd. Het detachement werd gebruikt om allerlei gaten op te vullen en moest soms drie keer per dag een andere locatie innemen. “We werden als een gek ingezet”, zegt Van Rijswijk enigszins verontwaardigd.

We waren een soort brandweer. Op den duur voelden we ons misbruikt. Maar het moreel was goed. In een krantje van de Amerikanen werden we aangekondigd als de ‘300% jungle fighters’. Daar krijg je toch een morele optater van. We hadden ook en goed bataljon. Een heel goed bataljon! Ik had nog nooit zoiets meegemaakt. Dat was geweldig om mee te maken. De ontberingen braken ons niet. Daar moet je ook boven staan, want anders ben je het haasje. Na een gevecht duurt het een paar dagen voor je weer 300% bent, maar 100% waren we altijd.

Nederlandse militairen voeren een gesneuvelde kameraad af bij Inje, Zuid-Korea mei 1951. Foto: Wim Dussel/ NIMH

Overval bij Hoengsong

In zijn boek over de Nederlandse inzet in Korea, benoemt Luitenant-Kolonel Schaafsma januari 1951 als ‘de vuurdoop’ van het NDVN en de maand februari als ‘de vuurproef’. De Amerikanen voerden in die periode, samen met de Roks (Republic of Korea Soldiers), de grootschalige operatie ‘Round up’ uit, maar werden teruggedrongen door een overmacht aan Chinezen. Een groot deel van het Nederlandse Detachement zat op dat moment in Hoengsong om de terugtrekkende militairen op te vangen en te dekken. “Het was een aardig stadje met boerderijtjes”, vertelt Van Rijswijk. “We zaten aan de rechterkant van een weggetje en hebben daar mortieren in stelling gezet. Aan de andere kant van de weg zat de stafcompagnie.” Afgezien van een enkel incident op die koude 12 februari, bleef het rustig in Hoengsong en zaten de Nederlandse militairen in afwachting van de opdracht voor de afmars.  Van Rijswijk:

We moesten het tot negen uur ’s avonds volhouden. De vijand heeft die hele dag de gelegenheid gehad om vanuit de bergen naar ons te kijken. We hadden een huisje van golfplaten gebouwd, met kachel en douche erin. Wij zaten in dat huisje te wachten tot het negen uur werd.

Even na negen uur hoorde Van Rijswijk opeens aan de overkant van de weg een mitrailleur knetteren. De post werd aangevallen door ongeveer 60 chinezen. De verwarring was groot. “Voor mij was dat het sein om uit dat huisje te gaan. Als vijand aanvalt, moet je niet daar zitten. Dan kun je niks meer doen. Niemand snapte hoe het zat. Wie was nou de vijand? Wie schiet op wie? Het was een chaos. Ik ging toen eerst kijken waar mijn rantsoen was, alleen was het eten in handen van de vijand gevallen. Dan denk ik bij m’n eigen: het eerste wat ik in vervolg opeet is die lekkere fruitcocktail. Het gebeurt mij geen tweede keer dat de chinezen mijn fruitcocktail opeten.”

Doordat de zon onder was gegaan, kreeg Van Rijswijk maar flarden van het gevecht mee.

Je kon niet veel waarnemen. Alleen door het vuur, de vlammen, auto’s die in brand stonden, konden we wat zien. We begrepen wel dat de stafcompagnie zware klappen kreeg. Maar wij konden geen vuur uitbrengen, want anders schoten we op onze eigen mensen. Later hoorden we dat onder meer de detachementscommandant, de veldprediker en de korpsadministrateur in dat gevecht gesneuveld waren.

Trots

Rond middernacht vertrokken de laatste Nederlanders uit Hoengsong, om te hergroeperen op het vliegveld van Wonju. De Amerikanen waren zeer tevreden. Het gros van hun troepen had zich kunnen terugtrekken. Het was typerend voor de Nederlandse inzet. Waar nodig haalden ze de kastanjes voor de Amerikanen uit het vuur. Van Rijswijk herinnert zich nog goed dat een hoge Amerikaanse ‘5-star’ generaal zijn waardering hiervoor uitsprak.

Die generaal zei: ‘I’m proud of you. The Netherlands is a little country, but a big nation’. Kijk als ze dat tegen je zeggen, dan zit je al aan 300%.

Het verhaal van Koreaveteraan Van Rijswijk is sinds kort in verkorte versie ook op video te zien in het Nationaal Militair Museum.