Nederlandse verzetshelden bij de Special Air Service

12 december 2018
Deel dit bericht:
Gevaarlijke opdrachten tussen december 1944 en mei 1945.

Het jaar van het verzet is bijna voorbij. Op de valreep een tot voor kort onbekend verhaal over een groep Nederlandse jonge mannen die zich vrijwillig aanmelden voor een training en detachering bij de (toen nog geheime) Britse speciale eenheid Special Air Service (SAS). Op 12 december 1944 vlogen zij vanuit het bevrijde deel van Nederland naar Engeland om na hun opleiding “gevaarlijke opdrachten uit te voeren” in bezet Nederland.

De groep van 27 jonge mannen werd begin december gerekruteerd door inspecteur van de Stoottroepen kapitein Carel Ruysch van Dugteren, commando en voormalig hoofd van de lijfwacht van prins Bernhard. Een deel was in 1939-1940 gemobiliseerd geweest als dienstplichtige of beroeps, anderen hadden tijdens de bezetting in het verzet gezeten en weer anderen hadden hun diensten aan de geallieerde legers aangeboden of zich bij de Stoot- en Bewakingstroepen aangemeld. De meesten waren in de loop van 1943 vanwege dreigende krijgsgevangenschap en arbeitseinsatz ondergedoken en bij het verzet betrokken geraakt. Na de bevrijding van Zuid-Nederland kwamen zij weer bovengronds. Zij traden in dienst van het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO), een Nederlandse geheime dienst in Engeland die wapens, instructeurs en agenten per parachute boven bezet Nederland dropte om sabotageacties door het verzet te ondersteunen. Bij de SAS kregen ze een cursus parachutespringen, een training in omgang met wapens en explosieven,  leerden ze op geluidloze wijze de vijand om te brengen (silent-killing) en kregen les om de befaamde SAS-jeeps te besturen. Vijftien Nederlanders wisten de opleiding succesvol te voltooien en vormden samen het 2nd SAS Dutch Detachment.

Klaar voor deelname

In april 1945 stond het Nederlandse SAS-detachement  klaar voor deelname aan SAS-Operatie Keystone op de Veluwe. Deze operatie was bedoeld om een aantal bruggen over de IJssel veilig te stellen en de Duisters achter de linies met sabotageacties te ontregelen, zodat het Canadese leger snel vanuit Oost-Nederland naar het midden van het land kon optrekken. De operatie verliep niet geheel volgens plan; een aantal droppings ging niet door en vliegtuigen keerden terug met  personeel en materieel. Uiteindelijk werd één SAS-footparty van 19 man per parachute gedropt tussen Putten en Voorthuizen waar de SAS-militairen een aantal sabotageacties uitvoerden. Een SAS-jeepparty van 32 man en 10 jeeps brak bij Arnhem door de Duitse linies en viel vlak voor het oprukkende Canadese leger Duitse troepen aan.

Hoewel alle Nederlandse SAS-militairen voor deelname aan Operatie Keystone waren aangewezen, nam uiteindelijk lang niet iedereen deel aan deze operatie. Na afloop was een deel van 2nd SAS Dutch Detachment ook betrokken bij SAS-Operatie Archway, waarbij ze de Duitsers tot diep in Noord-Duitsland achterna zaten.

Bronzen Kruis

Het hoofd van 2nd SAS Dutch Detachment, reserve-eerste luitenant Johan de Stoppelaar Blijdesteijn, kreeg in oktober 1945 een Bronzen Kruis voor zijn moedig en beleidvol optreden tijdens Operatie Keystone. Twee andere Nederlandse SAS-militairen die zich bijzonder heldhaftig gedroegen, hebben hiervoor nooit een onderscheiding mogen ontvangen. Gerard Nieuwhof probeerde zijn Troop-commandant kapitein Dayrall Morris te redden toen hij in Noord-Duitsland onder vijandelijk vuur lag. Nieuwhof ging voorwaarts met een Brengun in zijn hand, rennend naast een jeep en wist tot op 10 meter te komen van de plek waar Morris lag. Maar het vijandelijk vuur was zo hevig dat alleen een tank hem vervolgens kon ontzetten. Commandant 2nd SAS, kolonel Brian Franks, vroeg in juli 1945 een onderscheiding aan voor Nieuwhof:

Tijdens de pogingen om zijn Troop-commandant te redden, liet sergeant Nieuwhof zien over extreme moed te beschikken en geen voorkeur te geven aan zijn eigen veiligheid.

Wim van Beek raakte op 3 mei, een dag voor het Duitse leger zich in Noordwest-Europa overgaf, tijdens een aanval op een sterke Duitse positie ten oosten van Hamburg zwaargewond. Hij was in zijn buik, bovenarm en bovenbeen geschoten en had veertien kogels in zijn lijf. Ook voor Van Beek vroeg Franks een onderscheiding aan. De kolonel sprak lovend over de rol die Van Beek speelde tijdens Operatie Keystone:

Hij was een uitstekende leider, rustig, betrouwbaar en moedig. Zijn optreden als liaisonofficier met het lokale verzet was van onschatbare waarde en zijn inspirerend gedrag leidde tot zelfvertrouwen bij de rest van de party.

Hoofd BBO, generaal-majoor J.W. van Oorschot, nam de voordrachten over. Hij schreef minister van Oorlog Jo Meynen dat Nieuwhof en Van Beek zich hadden onderscheiden en vroeg voor hen een Bronzen Kruis aan. De Commissie Militaire Onderscheidingen (CMO) nam beide voordrachten in behandeling, maar liet minister Meynen weten dat Nieuwhof en Van Beek niet voor een Nederlandse onderscheiding in aanmerking kwamen. De CMO suggereerde dat het Van Oorschot natuurlijk altijd vrijstond een Britse onderscheiding voor ze aan te vragen. Het is onduidelijk wat er daarna gebeurde, maar een dapperheidsonderscheiding hebben beide moedige militairen nooit gekregen.

Bron: Rende van de Kamp en Jeoffrey van Woensel, Operatie Keystone. Nederlanders bij de Special Air Service (SAS)’, december 1944 – mei 1945 (QV Uitgeverij, Nijmegen 2017)