Nederlandse instructeurs dwingen respect af bij Koerdische strijders

23 maart 2018
Deel dit bericht:

Hoe leven en werken onze militairen in de missiegebieden? Op welke manier hebben ze contact met het thuisfront? Een update: deel 4, veteraan en sergeant marinier Michael. Nabij de stad Erbil traint hij Koerdische militairen. Dat is soms best een uitdaging. “Omdat Koerdische leiders gewend zijn om als eerste ‘voorwaarts’ te gaan, komen hier bijvoorbeeld veel officieren om het leven.”

Eén van zijn cursisten liet Michael onlangs een bericht op facebook zien. Deze cursist had toevallig een Koerdische kennis in Nederland wonen, die dat bericht in het Nederlands had vertaald. De strekking: respect voor de Nederlanders! “Ik vond dat een groot compliment”,  vertelt Michael. “De cursisten waarderen de manier waarop we met ze omgaan en lesgeven. Daar ben ik best trots op.”

Ook qua instelling voelen de Nederlandse en Koerdische militairen elkaar wel aan. “Ze hebben dezelfde humor. Ze houden er bijvoorbeeld van om iemand in de zeik te nemen als diegene een domme fout maakt.”

Camp Stephan

Sinds enkele jaren ondersteunen Nederlandse militairen op de grond Iraakse en Koerdische strijdkrachten met training en advies: de missie Capacity Building Mission Iraq (CBMI). De 39-jarige sergeant Michael maakt deel uit van alweer de tiende rotatie. Hij verblijft sinds het begin van dit jaar op één van de trainingscentra en om de twee weken komt hij naar uitvalsbasis Camp Stephan – vernoemd naar een Duitse kolonel die hier in zijn slaap is overleden – en doordeweeks geeft hij trainingen op één van de buitenposten in de omgeving van de Koerdische stad Erbil.

Voorheen lag de nadruk vooral op het geven van trainingen in militaire basisvaardigheden aan Koerdische strijders, langzamerhand verschuift dat naar het opleiden van instructeurs. Michael traint de instructeurs van de toekomst:

Zodat ze uiteindelijk zelf hun militairen kunnen opleiden. Het is nu redelijk stabiel in deze regio en de Nederlandse missie houdt een keer op. Dan moeten ze wel op eigen benen staan.

Lastigste element

De instructeursopleiding duurt ongeveer zes maanden en bestaat uit een allegaartje aan deelnemers, van soldaat tot en met sergeant-majoor. Een aantal van hen zijn fulltime militair, maar het gros heeft daarnaast nog een baan als taxichauffeur of slager. “Dat heeft soms invloed op hun motivatie. Helemaal als ze te maken hebben met achterstallige betalingen.”

Maar je ziet ze groeien! Je moet er alleen wel wat geduld voor hebben. Wat een Nederlandse militair in twee of drie keer snapt, daar doen zij soms wat langer over.

Het lastigste element van de opleiding is misschien wel om hen het element ‘train as you fight’ bij te brengen. Michael: “Als we een patrouille oefenen, dan willen we dat doen als in het echt. Je houdt je wapen op de juiste manier vast, dempt je geluid en maakt gebruik van het terrein. Maar de cursisten zijn geneigd het op de makkelijke manier te doen. ‘We zijn niet aan het vechten’, is dan hun reactie. In Nederland kun je daar niet mee wegkomen.

Voorwaarts

Ook is het een uitdaging om de cursisten bij te brengen dat je als officier niet altijd voorop moet gaan in de strijd.

Koerdische officieren gaan graag als eerste ‘voorwaarts’ in het gevecht. Daarmee inspireren ze de manschappen, maar er sneuvelen ook veel officieren. Er komen hier zelfs veel generaals om het leven.

 

“Wij proberen ze bij te brengen dat ze veel meer een aansturende rol moeten innemen en moeten aanvoelen op welke momenten ze het goede voorbeeld kunnen geven.”

Eerdere missie

Sergeant Michael stond eerder op de rol om uitgezonden te worden naar Afghanistan, toen deze missie abrupt tot een einde kwam. “Dat was heel erg jammer. Toen dacht ik wel even ‘moet ik de dienst verlaten?’ Maar het Korps Mariniers is een prachtige organisatie en ik had het er nog voldoende naar mijn zin, dus heb dat toen niet gedaan.” Uiteindelijk kreeg hij in 2015 een herkansing en werd uitgezonden naar Mali. “Die missie was een stuk dynamischer dan in Irak. Bijvoorbeeld doordat we lange patrouilles moesten uitvoeren om inlichtingen te verzamelen.”

Thuisfront

In Nederland leven de vriendin en dochters van Michael, respectievelijk vier en negen jaar oud, intens met hem mee. “Zeker mijn dochter van negen mist mij heel erg. Bijna vijf maanden zonder papa is best lang. Toen ik in Mali zat, was ze nog maar zes jaar oud. Nu beseft ze het veel meer en kan ze het ook meer uiten.”

Ik denk dat ze er daardoor beter mee kan omgaan en ik zie dat de band met mijn dochter de laatste tijd daardoor ook hechter is geworden.

Zijn vriendin was ten tijde van zijn vorige missie nog niet in beeld en maakt het voor het eerst mee. “Zij vindt het vreselijk en super saai om zonder mij te zijn. Gelukkig zijn de mogelijkheden om contact te hebben goed geregeld en spreken we elkaar bijna iedere dag.”

Meer over de CBMI-missie vind je hier.

Foto’s: Defensie