‘Mijn vrouw wist dat mijn hart bij het leger lag’

6 maart 2015
Deel dit bericht:

In november 1950 werd Leen Schreuders (1923-2017) als eerste luitenant naar Korea uitgezonden. “Daar aangekomen vielen we vervolgens met onze neus in de boter. Meteen toen we eraan kwamen, konden we gelijk gaan knokken.”

Hart lag bij het leger

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Leen Schreuders actief in het verzet. Kort na de bevrijding sloot hij zich officieel aan bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Tijdens de opleiding in Engeland ontmoette hij zijn vrouw, die volgens hem “zo stom was me te vertellen waar ze woonde. Toen zat ik de volgende dag bij haar moeder aan de keukentafel. Je had haar gezicht moeten zien toen ze thuiskwam: wat krijgen we nou?!”

In 1947 ging hij op missie naar Nederlands Indië. Na terugkomst werkte hij kort in de burgermaatschappij, maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. Toen de oproep voor de VN-missie in Korea kwam, greep hij zijn kans en meldde zich aan. “Leuk vond mijn vrouw dat niet, maar ze wist wel dat mijn hart eigenlijk bij het leger lag.”

Eerste geluk

In Korea woedde op dat moment een intensieve grondoorlog. Leen Schreuders zag veel maten sneuvelen. Zelf ontsnapte hij twee keer aan de dood. Toen zijn bataljon heuvel 11-20 aanviel, een strategisch gunstig gelegen heuvel, had de heer Schreuders “alle geluk van de wereld. We vuurden op heuvel 11-20 vanaf de rotsrand van een naastgelegen heuvel. Ik lag toen bovenop een rots om de vuren te leiden. Maar ja, toen kreeg de vijand in de gaten dat onze vuursteunmiddelen en ook de mitrailleurs, enzovoort, op die rand zaten. Dus ze begonnen systematisch die rand af te vuren met artillerie. Op een gegeven moment zag ik daar inslagen, en daar inslagen, het kwam steeds dichterbij.”

Dus ik denk: nou, nog twee inslagen en dan moet ik toch achter mijn rots duiken. Zo had ik beredeneerd.

“En op een gegeven moment laat ik me uit puur instinct achter die rots vallen, en beng, een granaat. Precies op die rots. Terwijl ik gedacht had, berekend had, dat ik nog wel even kon blijven zitten. Maar door dat instinctmatige, ik weet niet hoe dat komt, wachtte ik het toch niet af. Ik liet me naar achteren vallen. Hoe is het mogelijk hè. Dat is puur geluk hebben.”

Tweede keer puur geluk

“Het tweede geluk dat ik had, was op diezelfde rand eigenlijk. Toen had de vijand de vervelende gewoonte om nog weleens mortiervuur op de plekken achter onze vuurlinie af te vuren. Toen had ik een uitgegraven commandopost, ik noem het maar zo, het was gewoon een gat in de grond. Daar had ik m’n veldbed neergezet met een zeiltje eroverheen. Ik lag te pitten toen ik bij het bataljon moest komen voor een bespreking. In de tijd dat ik bij het bataljon was, kwam er een mortierinslag vlakbij waar ik lag: een grote granaatscherf door het tentzeiltje heen, door mijn slaapzak heen. Als ik niet weg was geroepen, naar mijn baas, was ik morsdood geweest. Nou, da’s puur geluk, púúr geluk. Zonder geluk kom je er niet, zeggen ze weleens.”

Uiteindelijk kwam Leen Schreuders in oktober 1951 weer heelhuids thuis. In de haven van Rotterdam stond hem naast de ontvangst door Prins Bernhard nog een verrassing te wachten. “Er stonden bussen en auto’s klaar om ons af te voeren. Maar wat ik niet wist, was dat mijn vrouw met mijn vader en een van mijn kinderen stond te wachten in Rotterdam. Nou, toen maar op huis aan.”

Foto: Arie IJdo