Drie manieren om PTSS-behandeling voor veteranen te verbeteren

14 maart 2018
Deel dit bericht:
Joris Haagen deed onderzoek naar de effectiviteit van PTSS-behandelingen.

Onlangs promoveerde Joris Haagen aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek naar de effectiviteit van PTSS-behandelingen. Welke veteraan herstelt wel met deze behandelingen en welke niet? Dat was de vraag die centraal stond in zijn onderzoek. Zijn conclusie: er zijn effectieve behandelingen voor PTSS, maar die zijn vaak te eenzijdig. Voor een deel van de veteranen werkt dit niet of slechts gedeeltelijk. Ook heeft hij drie aanbevelingen om de behandelingen te verbeteren.

Joris Haagen (36) is werkzaam voor de Arq Psychotrauma Expert Groep in Diemen als senior beleidsadviseur en werkt daarnaast bij het Landelijke Zorgsysteem voor Veteranen (LZV) als functionaris Onderzoek. Hij heeft een achtergrond als psycholoog en zag binnen de instelling waar hij destijds werkte dat niet iedereen herstelt. Haagen:

Wat maakt dat ene veteraan wel en de ander niet herstelt? Die vraag intrigeerde mij.

“Als je dit vraagt, dan krijg je veel speculaties en theorieën, maar het is heel moeilijk vast te stellen wat nu werkt. Met voorspellend onderzoek heb ik antwoord op die vraag proberen te vinden. Militairen leveren een belangrijke maatschappelijke bijdrage, nemen daarvoor risico’s en het is dan ook niet verwonderlijk als men na een missie krassen op de ziel heeft. Het gros van de veteranen herstelt uit zichzelf. Een gedeelte houdt chronische klachten. Daarvoor is specialistische zorg nodig: kortdurend, maar soms ook langer. Dan gaat het om een betrekkelijk kleine groep, maar dat moet je wel serieus nemen.”

Bevindingen

Eén van de bevindingen van Haagen was dat er goede methodieken voor de behandeling van PTSS zijn, maar dat niet iedereen daarvan profiteert. “Een landelijke zorgketen van toegewijde zorgprofessionals levert een enorme inspanning om veteranen de juiste zorg te leveren. Desalniettemin herstelt ongeveer 30-50% niet. Dat vraagt om een andere manier van denken. We zijn nu vaak geneigd teveel naar de klachten van de veteraan te kijken, maar dat is slecht één aspect van zijn totale gezondheid. We zullen veel meer ook andere factoren moeten meenemen. Dat kan gaan om bepaalde veteraan-specifieke eigenschappen of kenmerken, maar je kunt ook kijken naar het maatschappelijke functioneren van de veteraan in zijn sociale omgeving, of naar zingevingsvraagstukken. De behandeling moet meer verschuiven naar een bredere aanpak.”

Daarnaast constateerde Haagen dat een combinatie van individuele en groepstherapie het beste werkt.

Aanbevelingen

Vanuit zijn onderzoek formuleert Haagen een drietal verbeteringen voor het behandelen van PTSS. “Als eerste is het goed om de behandeling van PTSS meer op maat te maken. Laten we ons niet blindstaren op traumagerichte therapie. Dat wordt nu gezien als de superieure behandeling. Omarm dat er veel smaken van therapie zijn met een bewezen werkzaamheid! Daarmee kun je beter aansluiten bij de veteraan. Wees dus flexibel in je aanbod.”

Als tweede vindt Haagen het belangrijk om weg te stappen van het groepsgemiddelde en meer te kijken naar het individu.

Voorspellend onderzoek kan daarbij helpen, om vast te stellen wat voor wie werkt, dus daar kun je dan de therapie op aansluiten.

Tenslotte merkt Haagen op dat we in de behandeling ook moeten aanvaarden dat er soms klachten blijven en dat je de behandeling of nazorg zodanig kunt inrichten dat mensen een volwaardig zinvol leven kunnen hebben ondanks hun klachten. “De veteraan is meer dan zijn klachten en gezondheid is meer dan psychische problematiek.”

Vervolg

Haagen gaat de komende tijd met zijn aanbevelingen de boer op. “Bij Centrum ’45 hebben de uitkomsten kunnen bijdragen aan de herinrichting van de dagbehandeling, dus dat is mooi. Ik ben blij op die manier een bijdrage te kunnen leveren aan de gezondheid van de veteraan. Ook gaan we verder onderzoek doen, waarbij kijken naar de sociale context en leefwereld van de veteraan met uitzendgerelateerde pathologie waarbij herstel uitblijft of die niet in zorg komt. Het doel is na te gaan welke (zorg)behoeften deze veteranen hebben om beter aan te kunnen sluiten bij hun perspectief.”

De veteraan staat ten slotte centraal.