“De bevrijding wordt hier niet gevierd, maar herdacht”

29 oktober 2019
Deel dit bericht:
De Slag om de Schelde, oktober-november 1944.

Jaap Rus (1923-2019) maakte in 1944 de bevrijding van Zeeland mee. Zijn woonplaats Goes op Zuid-Beveland kwam relatief ongeschonden uit de strijd, maar op andere plekken werd er “hard en grof gevochten”. Vooral Walcheren kreeg het zwaar te verduren. De strijd om Zeeland heeft diepe indruk op Rus gemaakt. Zijn verhaal is vastgelegd in de Interviewcollectie Nederlandse Veteranen.

slag-om-de-schelde-landing-westkapelle-nimh
foto’s: NIMH, NIOD en Carla Rus

Jaap Rus woonde in Goes aan de M.A. de Ruyterlaan, met uitzicht op het station, het spoor en een groot Duits militair barakkenkamp met een munitiedepot. Via zijn beste vriend, Wim Quakkelaar, rolde Rus in 1941 het verzet in. Hij maakte deel uit van de grootste verzetsgroep (62 man) van Goes onder leiding van oud-militair Daan Kloosterman. Piet Kloosterman uit Nisse, de grote man van het verzet op Zuid-Beveland, was zijn neef. Rus bracht als ordonnans voor Daan Klosterman berichten rond, hielp bij de opvang van onderduikers en speelde gegevens door over troepentransporten.

1 / 1

Nadat hij zijn HBS-examen had gedaan begon hij aan een opleiding aan het Zeeuws Technisch Instituut in Goes. Door deze studie kreeg hij automatisch vrijstelling van de Arbeitseinsatz. In de loop van 1944 kwam die vrijstelling te vervallen en kreeg hij een oproep om zich te melden bij de Organisation Todt in Westkapelle. Deze organisatie was de uitvoerder van alle bouwopdrachten van de Wehrmacht en verantwoordelijk voor de bouw van de Atlantikwall in Walcheren. Rus zag dit niet zitten en wilde onderduiken. Marien de Groot, zijn ondercommandant (Daan Kloosterman was op dat moment ondergedoken), dacht daar duidelijk anders over. Die verordonneerde dat Rus zich in Westkapelle te melden. “En je geeft je oren en ogen de kost en je rapporteert”, kreeg Rus van De Groot te horen.

“En ik kwam verdorie door het werk midden in de Atlantikwall waar geen mens mocht komen. […] Ik kwam overal bij die bunkers, ik kwam bij een grote radarpost, verdedigingswerken op het strand en van alles en nog wat. Dus dat kon ik goed in me opnemen. En ik heb nu eenmaal een technische knobbel en een sterk geheugen om alles goed te reproduceren op papier.”

Op 5 september 1944 (Dolle dinsdag) ging het gerucht dat de geallieerden elk moment Nederland zouden bevrijden. Veel Nederlanders begonnen met feestvieren, terwijl NSB-ers en Duitse militairen hun biezen pakten en naar het ‘veilige’ Duitsland trokken. Ook de bewakers van het bouwproject waar Rus werkte, raakten in paniek. Er was geen toezicht meer en de tewerkgestelde Zeeuwse jongens gingen naar huis. Rus liep in twee dagen te voet naar Goes. Hij meldde zich bij Marien de Groot waar hij rapporteerde wat hij had gezien. Die gaf hem vervolgens de opdracht om zich gedeisd te houden. Hij verborg zich in de kelder van zijn ouderlijk huis. Hij sliep ook wel eens bij de buren. Toen hij een keer bij de buren was, stonden er plotseling Duitse militairen bij zijn ouders aan de deur. Hij hoopte dat zij geen rottigheid uit zouden halen met zijn moeder of zijn drie zussen. “Dat zijn toch wel angstige momenten die je meemaakt”, aldus Rus.

De bevrijding van Goes
Ondertussen maakten de Canadese, Britse en Poolse troepen zich op voor de Slag om de Schelde, één van de grootste operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op 4 september 1944 hadden de geallieerden Antwerpen bevrijd, maar zolang de oevers van de Westerschelde nog in handen waren van de Duitsers kon de Antwerpse haven niet worden gebruikt voor geallieerde bevoorrading. Begin oktober startten de eerste geallieerde operaties om de oevers van de Westerschelde veilig te stellen. Op 24 oktober 1944 begon de aanval op Zuid-Beveland. Op 29 oktober namen de geallieerden Goes zonder al te veel geweld in. Het verzet had de Canadezen namelijk doorgegeven dat de Duitsers zich grotendeels achter de Sloedam op Walcheren hadden teruggetrokken. Rus zag de Canadezen vanuit zijn dakraam van zijn zolderkamer Goes binnenrijden.

“Goes is er goed van afgekomen. Maar er werd geschoten. Je hoort schieten en dat schieten komt dichterbij: het zware geschut en later mitrailleurs. Toen kwam er zo’n brencarrier, die kwam bij ons de straat inrijden over het spoor – wij woonden dicht bij de spoorweg. Toen begonnen ze weer te schieten; er was nog een sluipschutter op het station. Die hebben ze het stilzwijgen opgelegd. En toen kwam die bij ons de straat door en dan ging ie zo de stad in. Daar waren er nog veel meer. En dat was de bevrijding.”

Op 30 oktober was heel Zuid-Beveland bevrijd. Terwijl de inwoners van Goes aan het feesten sloegen, werd even verderop bij de Sloedam, die toegang gaf tot Walcheren, hard gevochten. “Het is wel zo, Goes vierde te uitbundig feest eigenlijk – ik dacht dat de commandant van de Canadezen of een andere commandant of zo zei: ‘doe wat kalmer aan want aan de andere kant wordt nog gevochten. Er vloeit bloed en er vloeit verder bloed.’”

1 / 1

De strijd om Walcheren
Op 31 oktober was de aanval op Walcheren begonnen. De geallieerden hadden in de voorafgaande weken de zeedijken van het zwaar versterkte eiland gebombardeerd om het onder water te zetten. Dit om te voorkomen dat de Duitsers hun zware kustbatterijen konden bevoorraden. De geallieerden vielen Walcheren vervolgens van drie kanten aan: vanuit het oosten over de Sloedam, vanuit het zuiden over de Westerschelde (Vlissingen) en vanuit het westen over de zee (Westkapelle). Op Rus maakte het een onuitwisbare indruk. “Ondertussen kwam de bevrijding. Maar de bevrijding is hier verschrikkelijk geweest. Bommen en granaten op eigen bevolking. Je moet eens denken aan Westkapelle. Daar hebben ze met honderden lancasters, viermotorige bommenwerpers die dijk door gegooid, maar en-passant hebben ze ruim tweehonderd burgers van dat kleine vissersdorpje meegenomen. Ja en al het land onder water. Dat was een aanval op de Duitsers om die bunkers in het land zelf, binnenwaarts, om die onbruikbaar te maken. De infrastructuur werd kapotgemaakt als het ware, maar de infrastructuur van onszelf ging ook kapot. En die boerderijen ook, en die beesten van de boeren en alles. En de burgers moesten maar zien om een veilig heenkomen te zoeken natuurlijk. En toen dat min of meer achter de rug was, kwamen de bommen en granaten en toen werd er gevochten. Toen kwamen de landingen. Toen kwam de Atlantikwall. Die werd hier voor de tweede keer [eerste keer in Normandië op 6 juni 1944] doorbroken. Om Antwerpen te pakken te nemen. En toen heb je ook weer hele gevechten gehad. De meest bloedige slag die we meegemaakt hebben in de oorlog.” Rus merkte op dat de inwoners van Walcheren met een bezwaard gevoel terugkijken op de bevrijding van hun eiland. “In de [Walcherse] dorpen merk je nog het leed dat er geleden is. […] Hier wordt niet gevierd. In Vlissingen hing de vlag halfstok in de toren. In Westkapelle werd een boek uitgegeven met de titel ’Bevrijdingsdrama’. De bevrijding wordt hier niet gevierd maar herdacht.”

1 / 1

Binnenlandse Strijdkrachten
Na de bevrijding van Goes kwam het verzet bovengronds. “We waren ingedeeld bij de Binnenlandse strijdkrachten, we waren OD, ordedienst. Wij hadden bevoegdheid om en de opdracht, de plicht, om de orde te handhaven, op te treden tegen overmatig pesten van meisjes die met de Duitsers geweest zijn, maar ook het arresteren van NSB-ers. Ik heb ook wel eens een wapen uit een huis van een NSB-er gehaald. En zo patrouilleerden wij door de stad, ook ’s-nachts.” Rus omschreef zijn eenheid als “een stelletje ongeregeld. Van alles en nog wat. Wel allemaal met een goede bedoeling natuurlijk.” Het kwam voor dat leden van de Binnenlandse Strijdkrachten NSB-ers mishandelden. “Dat was niet goed. Maar daar zijn wij niet debet aan geweest.”

In Goes was volgens Rus niet veel aan de hand. Er sloegen wel eens een paar granaten in die een dakkapel vernielden. “Die werden over Goes geschoten, richting de Sloedam. Die schutters stonden aan de oostkant van Goes en aan de westkant van Goes werd er gevochten.” Rus refereerde daarmee aan de Slag om de Sloedam, die van 31 oktober tot 4 november 1944 werd uitgevochten. Verschillende Canadese en Britse eenheden liepen zich vast op de Duitse verdediging op Walcheren, aan de westkant van de Sloedam. In de nacht van 2 op 3 november voerde een Schotse eenheid een verassingsaanval  uit. Piet Kloosterman had de geallieerden geïnformeerd dat er ten zuiden van de Sloedam een strook harde kleigrond in het Sloe lag, die het water als een onzichtbare brug doorkruiste. Met stormboten en wadend door het lage water staken zij daar het Sloe over. Aan de andere kant bereikten ze de Bijleveldpolder waar ze de Duitsers compleet verrasten. Op 4 november maakten de Schotten contact met de Britse en Canadese militairen bij de Sloedam en kon de opmars naar Middelburg beginnen. Tijdens de strijd om de Sloedam sneuvelden in totaal vijfenveertig Canadezen en negentien Britten.

1 / 1

Tot december 1944 bleef Rus bij de Binnenlandse Strijdkrachten. “Toen zijn we ontbonden.” Daarna kon je volgens Rus drie dingen doen: militair worden en Nederland helpen bevrijden, verder studeren of weer gaan werken. Tot teleurstelling van sommigen betekende militair worden in werkelijkheid dat je naar Nederlands-Indië werd gestuurd. “Die werden naar Indië gestuurd en toen kreeg je die politionele acties. Nou daar kan je ook een heleboel vraagtekens bij zetten natuurlijk.” Zelf hervatte Rus zijn studie. Hij maakte na de oorlog carrière als ingenieur bij Rijkswaterstaat, met als hoogtepunt het voorzitterschap van verschillende projecten voor het beheer en de inrichting van de Oosterscheldekering. Rus bleef zijn vrienden van het verzet zien. Zijn vriendschap met zijn oude commandant Daan Kloosterman was intens. Kloosterman wist het oorlogsverleden niet van zich af te zetten en werd blijvend achtervolgd door trauma’s. In zijn diepste dalen bleef Rus hem opzoeken en steunen.

Interviews luisteren?
Geïnteresseerd in de verhalen van veteranen die hebben deelgenomen aan de bevrijding van Nederland? Die kunt u beluisteren in onze Interviewcollectie Nederlandse Veteranen. Luister hier naar het interview met Jaap Rus.

Leestips
Carla Rus, de dochter van Jaap Rus, schreef in 2019 een boek over het verzetsverleden van haar vader en zijn kameraden: Breekbare helden. Het verzet in Zeeland 1940-’44. Over de Slag om de Schelde publiceerde zij in datzelfde jaar het boekje Zeeland bevrijd! De Slag om de Schelde, september-november 1944. Dit boekje is gebaseerd op het artikel ‘De Slag om de Schelde’ dat Carla Rus eerder schreef voor het tijdschrift Terugblik ’40-’45. Maandblad van de Documentatiegroep ’40-’45, 55e jaargang (oktober 2017) nr. 9 (575) 2-21.